Jacqueline is vrijwilligster bij ons scholenproject.
Onlangs was zij in gesprek met Anouk van Luik van de redactie van kerkblad Het Boaken van de PKN Bathmen.
Tekst en foto hebben wij ontvangen van de redactie van Het Boaken.
Lees hieronder haar verhaal.
De laatste tijd voel ik me vaak onzeker. Voor slechthorenden zoals ik zijn mondkapjes een enorme belemmering. Boodschappen doen is zo heel vervelend en soms gewoon niet te doen. Weet je dat sommige mensen weigeren hun mondkapje even af te zetten als ik daarom vraag? Mijn huisarts heeft een briefje voor me geschreven om mijn verzoek het mondkapje even af te zetten te ondersteunen.
Zelfs dat werkt niet altijd. Ik heb één keer mijn boodschappen bij de kassa laten staan en ben weggelopen. Iemand is me toen achterna gelopen en heeft me op de schouder getikt met de vraag waarom ik dat deed. Er is toen ’s avonds met het personeel over gesproken en daarna is het in die winkel nooit meer een probleem geweest. Dat heeft dus wel geholpen. Maar het vraagt zoveel energie, die flinkheid voel ik niet elke dag. En dan ga ik er dus steeds minder op uit.
Ik ben echt niet de enige slechthorende, maar er is veel onwetendheid over. Daar wil ik wat aan doen.
Voor corona gaf ik regelmatig voorlichting op lagere scholen, een initiatief vanuit de Gehandicaptenraad. Ik breng dan van alles mee: mijn fietshesje en -plaatje, een knipperlicht-bel, gehoorapparaten, een oude gehoortoeter. Ik zou dat graag ook hier in Bathmen doen. Kinderen stellen hele praktische vragen. Hoe ik de deurbel hoor en de wekker, of ik liedjes in gebarentaal ken. Je merkt dat ze er echt over nadenken.
Dat vermogen lijken veel volwassenen te hebben verloren.
Voordat ik een cochleair implantaat kreeg hoorde ik drie procent. Liplezen is voor mij nog steeds extreem belangrijk. Met het implantaat ben ik zo’n 40 procent meer gaan horen. Niet altijd fijn trouwens, sommige geluiden worden vervormd en sommige vind ik gekmakend.
De laatste tijd, sinds de dood van mijn dochter Renate, gaat mijn gehoor weer achteruit. Op een verjaardag of een andere bijeenkomst met meer mensen, mis ik altijd veel. Als er dan wordt gelachen en ik vraag waarom, krijg ik vaak te horen: “O, dat hoor je nog wel.”
Ik neem me steeds opnieuw voor om niet op te geven en te blijven vragen: “Wat zeg je?”, maar ik vind het moeilijk en voel me buitengesloten. Toen Jan, mijn man, nog leefde, praatte hij me ’s avonds bij.
Nu gebeurt dat niet meer en dat is rottig.
Het kost me veel energie om het gesproken woord te verstaan. Wat helpt is als mensen duidelijk en rustig spreken en hun mond niet bedekken met een hand of glas ervoor. Hoeveel ik versta hangt van meerdere dingen af: hoezeer ik me op mijn gemak voel, hoeveel energie ik heb, waar ik ben, met wie ik spreek.
Ik ben lid van ‘de bloemenclub’, een fijne groep vrijwilligers die wekelijks de bloemschikking voor de kerk doet. Als we bij elkaar zitten en ik heb iets niet goed begrepen, wordt het letterlijk herhaald, dan voel ik dat ik erbij hoor.
Waar ik me ook goed bij voel is het maandelijkse meditatief wandelen met de kerk. Op mijn telefoon heb ik de app live transcriptie staan. Daarmee kan ik het gesprek goed volgen.
Het belangrijkste voor goedhorenden in hun contact met slechthorenden is regelmatig te vragen: “Is de situatie zo goed voor jou?” Dat is een kernvraag. Daarmee dwing je de slechthorende na te denken over zijn situatie en deze te optimaliseren in plaats van zich weg te cijferen, die neiging is namelijk groot.
Ik heb heel veel te danken aan mijn oom Anne, mijn vader en mijn schoonfamilie. Dankzij mijn oom en mijn vader ging ik al toen ik twee jaar oud was naar een doveninternaat, waar ik goed heb leren spreken. Mijn ouders waren streng gereformeerd maar de gereformeerde dovenschool Effatha in Voorburg had geen plaats voor mij, daarom belandde ik in Groningen. Mijn moeder vond dat heel erg, ik was een straf van God. Als ik thuis kwam, lag ze almaar te breien, dat was haar manier om zich structureel afzijdig te houden.
Mijn schoonfamilie heeft nooit een probleem gemaakt van mijn slechthorendheid, ik kwam daar graag over de vloer.
Toen ik twaalf jaar was, kwam er een school voor slechthorenden in Enschede waar mijn ouders woonden. Daar ben ik toen naartoe gegaan. Maar ik was ondeugend en liep vaak weg van huis. Ik heb nog even in een boekbinderij gewerkt en daarna in Huize Salland.
In 1968 ben ik getrouwd met Jan. We hebben samen drie kinderen gekregen. Ik heb vaak op kinderen van anderen gepast, dat ging altijd vanzelf. Jaren later ben ik begonnen als vrijwilliger bij PW Janssen; ik mocht de opleiding voor activiteitenbegeleider doen, dat vond ik fijn werk.
Begin 2009 kreeg ik mijn gehoorimplantaat. Toen de activiteiten niet meer op de afdeling mochten plaatsvinden maar in een grote ruimte, kon ik de mensen minder goed verstaan. Ik begon beter te horen maar moest na dertien jaar stoppen met mijn werk. Dat vond ik erg.
Oom Anne heeft me gestimuleerd om mijn verhaal te vertellen. Dat heb ik gedaan in een boekje (Slechthorendheid), ik doe het op scholen en nu hier in dit gesprek. Ik hoor slecht, dat moge duidelijk zijn. Maar luisteren kan ik goed! Slechthorenden hebben geleerd op een andere manier te verstaan en letten veel meer op non-verbale communicatie. Ze voelen feilloos aan, horen met hun ogen en luisteren met hun hart. Daar vertrouw ik op, zo maak ik verbinding. En daarom ben ik een rijk mens!